Definitie : kanselwelsprekendheid
kanselwelsprekendheid
kan|sel|wel|spre|kend|heid
de -woord (vrouwelijk)
kanselwelsprekendheid : uitleg
Kanselwelsprekendheid is de vaardigheid om in een kerkdienst of andere religieuze bijeenkomst een toespraak te houden die aansluit bij de leer van de kerk en die inspirerend, informatief en verheffend is.
kanselwelsprekendheid
Type: zelfstandig naamwoord
Verkleinwoord enkelvoud: kanselwelsprekendheidje
Verkleinwoord meervoud: kanselwelsprekendheidjes
Enkelvoud: kanselwelsprekendheid
Meervoud: kanselwelsprekendheden