Definitie : behangen
behangen
be|han|gen
behangen : uitleg
behangen 1. met behang bekleden: de muur hangt vol schilderijen; 2. aan een haak of spijker ophangen: een jas hangt aan de kapstok; 3. in een boom of struik laten hangen: de was hangt te drogen; 4. in een net laten hangen: vis hangt te drogen; 5. met bloemen versieren: het raam is behangen met bloemen; 6. bedekken, beschadigen, bezoedelen: zijn geweten is behangen met schuldgevoelens; 7. bedrukken
behangen
Type: werkwoord
- Synoniem van behangen: afkondigen
- Synoniem van behangen: bedekken
- Synoniem van behangen: beschikken
- Synoniem van behangen: gelasten
- Synoniem van behangen: ophangen
- Synoniem van behangen: verhangen
Voorbeelden
- behangen: Tapisseren