Definitie : aanspreken
aanspreken
aan|spre|ken
aanspreken : uitleg
aanspreken ww [persoon] 1 iemand aanspreken om tegen hem te spreken: ik zou je even willen aanspreken; ze werd aangesproken door een man; iemand aanspreken op zijn gedrag: ik heb hem aangesproken op zijn onbeschoftheid 2 iemand toespitsen op iets: deze v
aanspreken
Type: werkwoord
- Synoniem van aanspreken: aanbreken
- Synoniem van aanspreken: aanklampen
- Synoniem van aanspreken: appelleren
- Synoniem van aanspreken: begroeting
- Synoniem van aanspreken: benaderen
- Synoniem van aanspreken: toespreken
Voorbeelden
- aanspreken: Begroeting
- aanspreken: Manen