Definitie : aankomen
aankomen
aan|ko|men
aankomen : uitleg
aankomen op iets. to arrive at something. aankomen in een stad. to arrive in a city. aankomen op een tijdstip. to arrive at a time. aankomen bij iemand thuis.
aankomen
Type: werkwoord
- Synoniem van aankomen: aanbelanden
- Synoniem van aankomen: aanlanden
- Synoniem van aankomen: aanraken
- Synoniem van aankomen: afhangen van
- Synoniem van aankomen: aflopen
- Synoniem van aankomen: arriveren
- Synoniem van aankomen: beroeren
- Synoniem van aankomen: betreffen
- Synoniem van aankomen: bezoeken
- Synoniem van aankomen: dikker worden
- Synoniem van aankomen: eindigen
- Synoniem van aankomen: finishen
- Synoniem van aankomen: genezen
- Synoniem van aankomen: inlopen
- Synoniem van aankomen: komen
- Synoniem van aankomen: langsgaan
- Synoniem van aankomen: langskomen
- Synoniem van aankomen: naderen
- Synoniem van aankomen: ophouden
- Synoniem van aankomen: opperen
- Synoniem van aankomen: opzoeken
- Synoniem van aankomen: raken
- Synoniem van aankomen: terechtkomen
- Synoniem van aankomen: toucheren
- Synoniem van aankomen: uitgaan
- Synoniem van aankomen: uitlopen
- Synoniem van aankomen: voorbijkomen
- Synoniem van aankomen: zwaarworden
- Synoniem van aankomen: kazen
Voorbeelden
- aankomen: Afhangen Van
- aankomen: Belenden
- aankomen: Dikker Worden
- aankomen: Finishen
- aankomen: Ontstaan
- aankomen: Opperen
- aankomen: Raken
- aankomen: Voorbijkomen
- aankomen: Zwaarworden