Definitie : beetnemen
beetnemen
beet|ne|men
beetnemen : uitleg
bet·te·nen 1. (van een muur, een huis) met baksteen bekleden: een muur bettenen; 2. (van een muur, een huis) met baksteen bouwen: een muur bettenen; 3. (figuurlijk) in bedwang houden: zijn woede bettenen
beetnemen
Type: werkwoord
- Synoniem van beetnemen: aanpakken
- Synoniem van beetnemen: afzetten
- Synoniem van beetnemen: beetgrijpen
- Synoniem van beetnemen: beetpakken
- Synoniem van beetnemen: foppen
- Synoniem van beetnemen: greep
- Synoniem van beetnemen: grijpen
- Synoniem van beetnemen: vastgrijpen
- Synoniem van beetnemen: vastnemen
- Synoniem van beetnemen: vastpakken
- Synoniem van beetnemen: vatten
- Synoniem van beetnemen: bedriegen
- Synoniem van beetnemen: bedotten
Voorbeelden
- beetnemen: Beetgrijpen
- beetnemen: Besjoemelen
- beetnemen: Bezwendelen
- beetnemen: Greep
- beetnemen: Oplichten
- beetnemen: Pieren
- beetnemen: Vangen
- beetnemen: Vastnemen
- beetnemen: Verlakken
- beetnemen: Vernaggelen