Definitie : afgeven
afgeven
af|ge|ven
afgeven : uitleg
1. uitreiken, overhandigen: de prijs afgeven; zijn paspoort afgeven 2. (figuurlijk) loslaten, prijsgeven: zijn leven niet afgeven; zich niet afgeven aan drank of aan vrouwen 3. (figuurlijk) uitspreken, zeggen: een oordeel afgeven over iets of iemand; een advies afgeven 4. (figuurlijk) doorgeven, mededelen: het bericht werd door de radio afgegeven
afgeven
Type: werkwoord
- Synoniem van afgeven: aangeven
- Synoniem van afgeven: aanreiken
- Synoniem van afgeven: afkammen
- Synoniem van afgeven: afleveren
- Synoniem van afgeven: aflevering
- Synoniem van afgeven: afstaan
- Synoniem van afgeven: bestellen
- Synoniem van afgeven: bevlekken
- Synoniem van afgeven: bezorgen
- Synoniem van afgeven: brengen
- Synoniem van afgeven: geven
- Synoniem van afgeven: inlaten
- Synoniem van afgeven: inleveren
- Synoniem van afgeven: overgeven
- Synoniem van afgeven: overhandigen
- Synoniem van afgeven: smetten
- Synoniem van afgeven: thuisbezorgen
- Synoniem van afgeven: toesteken
- Synoniem van afgeven: uitreiken
- Synoniem van afgeven: verspreiden
- Synoniem van afgeven: vlekken
Voorbeelden
- afgeven: Leveren
- afgeven: Overdragen
- afgeven: Overgeven
- afgeven: Overhandigen
- afgeven: Overleveren
- afgeven: Smetten