Definitie : aangeven
aangeven
aan|ge|ven
aangeven : uitleg
aangeven werkw. (ongemarkeerd) aanduiden, aangeven, bepalen, vaststellen, indicëren, laten zien, opgeven, tonen; ~ dat het tijd is om te gaan aanduiden dat het tijd is om te gaan; ~ dat je iets niet weet aangeven dat je iets niet weet; ~ wa
aangeven
Type: werkwoord
- Synoniem van aangeven: aanbrengen
- Synoniem van aangeven: aanduiden
- Synoniem van aangeven: aangifte
- Synoniem van aangeven: aanreiken
- Synoniem van aangeven: aanwijzen
- Synoniem van aangeven: afgeven
- Synoniem van aangeven: declaratie
- Synoniem van aangeven: declareren
- Synoniem van aangeven: geven
- Synoniem van aangeven: indiceren
- Synoniem van aangeven: inschrijven
- Synoniem van aangeven: kenmerken
- Synoniem van aangeven: melden
- Synoniem van aangeven: melding
- Synoniem van aangeven: merken
- Synoniem van aangeven: overgeven
- Synoniem van aangeven: overhandigen
- Synoniem van aangeven: reiken
- Synoniem van aangeven: tekenen
- Synoniem van aangeven: tentoonspreiden
- Synoniem van aangeven: toesteken
- Synoniem van aangeven: tonen
- Synoniem van aangeven: uitbrengen
- Synoniem van aangeven: uitduiden
- Synoniem van aangeven: uitwijzen
- Synoniem van aangeven: verklappen
- Synoniem van aangeven: verklaring
- Synoniem van aangeven: verklikken
- Synoniem van aangeven: verlinken
- Synoniem van aangeven: verraden
- Synoniem van aangeven: vertonen
- Synoniem van aangeven: wijzen
Voorbeelden
- aangeven: Aanbeuren
- aangeven: Defereren
- aangeven: Denonceren
- aangeven: Langen
- aangeven: Merken
- aangeven: Overgeven
- aangeven: Overhandigen
- aangeven: Overreiken
- aangeven: Tonen
- aangeven: Uitduiden